Van 23 juli tot 9 augustus staan in Tokio de Spelen van de 32e olympiade op het programma. Dit verhaal kreeg zijn aanhef in het gezegende jaar 1896 en door toedoen van de Franse aristocraat baron Pierre de Coubertin. Een visionair.


Aan de vooravond van elke olympiade rinkelt de naam van baron Pierre de Coubertin, de visionaire stamvader van de Moderne Olympische Spelen. Er is meer dan één boek nodig om deze aristocraat te schetsen die opviel door zijn eigenzinnigheid, zijn gecultiveerdheid en zijn lef.

Pierre Fredy, baron de Coubertin, wordt op 1 januari 1863 geboren te Parijs. In het Tweede Franse Keizerrijk onder Napoléon III geniet hij van de nodige privileges en luxe. Op de schoolbanken blijkt hij al snel een briljante leerling. Bij de Jezuïeten van Saint-Ignace is het vierde en laatste kind van baron Charles de Coubertin, een schilder van religieuze taferelen, en Marie-Marcelle Gigault de Crisenoy, de vrome en liefdadige dochter van een markies, bijzonder gefascineerd door de klassieke Oude Grieken en Romeinen. En ook door de Franse cultuur. Omdat de jonge de Coubertin zeer vaderlandslievend is ingesteld, neemt hij zich van in zijn studententijd voor om de nationale opvoeding te hervormen en meer tijd uit te trekken voor sportbeoefening. Dat wordt uiteindelijk zijn ‘grote missie’.

Engelse inspiratiebronnen

Deze missie krijgt zijn eerste boost na een reis door Engeland. De Coubertin heeft er kennisgemaakt met de theorieën en het werk van Thomas Arnold. De rector aan de universiteit van Rugby heeft een opvoedingssysteem uitgewerkt dat gebaseerd is op het beoefenen van sport. De baron is zeer te spreken over de Britse aanpak die helemaal is opgebouwd rond fair play. Bij zijn terugkeer in Frankrijk gonzen de ideeën door zijn hoofd.

Door zijn studies politieke wetenschappen komt hij in contact met bekende Franse intellectuelen. Hij verfijnt zijn ideeën en zijn goede band met Jules Simon, de voormalige Eerste Minister, introduceert hem in de politiek. Hij promoot Sport in clubs en scholen. Tijdens de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1889 organiseert hij een congres over Lichamelijke Opvoeding. Daarna bezoekt hij scholen en universiteiten in de USA. Ook dat levert een schat aan nieuwe ideeën op.

Bij zijn terugkeer richt de Coubertin l’Union des Sociétés Françaises de Sports Athlétiques op: een vereniging van 62 sportclubs en 7000 leden. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om ook de amateursporten in Frankrijk te reorganiseren. ‘Citius, Altius, Fortius’, een uitspraak van theoloog en monnik Didon, wordt al snel de leus van sport op school in Frankrijk. Een strijdkreet die we later nog gaan tegenkomen…

In 1890 reist de baron naar het Engelse platteland. In het stadje Much Wenlock is hij eregast van dokter William Penny Brookes die er al sinds 1850 de Wenlock Olympian Games organiseert. Bij de Coubertin krijgt het idee om de Spelen van de Oudheid te laten herleven steeds meer vorm. Het is een soort ‘I have a dream’ avant la lettre.

Speech aan de Sorbonne

Op 29 november 1892 staat de Coubertin onder de luchters van het grote amfitheater van de Sorbonne. De setting en vele personaliteiten inspireren hem tot fascinerende bewoordingen, ook al lijken zij vrij utopisch. ‘Het is duidelijk dat de telegraaf, de spoorwegen, de telefoon, het wetenschappelijk onderzoek, de congressen en de tentoonstellingen meer voor de vrede hebben gedaan dan alle diplomatische conventies samen. Welnu: ik ben ervan overtuigd dat sport nog meer kan betekenen. Laten we ervoor zorgen dat roeiers, renners en schermers zich over de grenzen kunnen tonen. Dit is de echte vrije markt van de toekomst. Zodra deze strekking deel uitmaakt van de gebruiken in het oude Europa zal dit een nieuwe stimulans betekenen die bijdraagt tot de vrede. Voor uw dienaar is de prikkel om deel 2 van dit programma te ambiëren. Een wereldspektakel met een basis die conform is met de tradities van het moderne leven. De terugkeer van de Olympische Spelen’, klinkt het welluidend en plechtstatig.

Zijn woorden worden op ironisch geroezemoes onthaald, maar de jonge en koppige baron laat niet meer los. Net zoals in de sport is het belangrijk om door te zetten en tegenslagen in je voordeel te gebruiken. En zo komt het dat de Coubertin twee jaar later, meer bepaald op 16 juni 1894 en opnieuw in de grote hall van de Sorbonne, tijdens het Congrès International de historische woorden uitspreekt over de ‘nieuwe grondslagen van de menselijke broederschap’. De basisprincipes van de Moderne Olympische Spelen worden meteen goedgekeurd: om de vier jaar, een rotatiesysteem over verscheidene steden, de modernisering van de competities. De Coubertin droomt van 1900 en een eerste editie in Parijs, maar zijn project holt hem voorbij. Daardoor is de eersteling al in 1896 weggelegd en voor Athene, de historische hoofdstad van de olympische beweging.

Athene bijt spits af

In 1896 staat de Griekse economie er even ‘schitterend’ voor als vandaag. Er is dan ook de hulp nodig van de rijke particulier George Averoff om het budget rond te maken en de renovatie te bekostigen van het Stadio Panathinaiko dat helemaal uit marmer is opgetrokken. In die tijd is er natuurlijk nog lang geen sprake van subsidiëring via sponsoring of tv-rechten!

Op 6 april 1896 maken koning George I van Griekenland en koningin Olga hun opwachting in de koninklijke loge. Zo’n 70.000 toeschouwers juichen hen toe. De belangstelling is zo groot dat tienduizenden anderen zich verdringen op de omliggende heuvels. Het orkest speelt het Griekse nationale volkslied. De sfeer is euforisch. De klok slaat 13 uur wanneer de koning de historische woorden uitspreekt: ‘Ik verklaar de eerste Moderne Olympische Spelen voor geopend’. De olympische hymne, die door Spyros Samaras en Kotos Palamas is gecomponeerd, wordt gevolgd door kanonschoten. Aan de Spelen nemen 245 atleten deel – allen mannen – uit 14 landen: Griekenland (logisch), Duitsland, Australië, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije, Chili, Denemarken, Egypte, USA, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Zweden en Zwitserland. Er staan negen sportieve disciplines op het programma: atletiek, wielrennen, schermen, turnen, gewichtheffen, worstelen, zwemmen, tennis en schieten. In totaal zijn 43 competities voorzien.

Controversieel

Pierre de Coubertin, die tot eerste voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité is benoemd, heeft zijn slag dus thuisgehaald, maar zijn eigenzinnige trekjes en zijn sterke persoonlijkheid vallen niet bij iedereen in goede aarde. Zijn standpunten zijn inderdaad niet altijd even goed te rijmen. Hij zit boordevol vernieuwende ideeën en poneert mooie menselijke waarden, maar hij heeft ook mysogenische trekjes en is ronduit kolonialistisch (sommigen zullen zeggen: racistisch) ingesteld. Dat levert hem ook nu nog heel wat kritiek op, al zullen zijn verdedigers in een dergelijk postuum proces (terecht) opwerpen dat men zijn uitspraken ook moet kaderen in de tijdsgeest van toen.

Wel staat vast dat de pionier van de Olympische Spelen allesbehalve een voorstander was van vrouwelijke deelname. Hij omschreef ‘Vrouwelijke Spelen’ als oninteressant, onesthetisch en onjuist. Verder lezen we in zijn memoires: ‘De rassen hebben een verschillende waarde. Alle rassen moeten trouw zweren aan het blanke ras dat in wezen superieur is’.

De Coubertin was een ‘fanatieke kolonialist’ en ging daar prat op. Maar tegelijk lag hij ook voor op zijn tijd. Hij was een apostel van de democratie, een man die zijn blik op de toekomst hield gericht en oog had voor wat er in de rest van de wereld gebeurde. Zo wijdde hij in zijn lezingen, toespraken en boeken uit over de nakende onafhankelijkheid van de Afrikaanse landen, de opkomst van de Arabische wereld en het potentieel van China.

De Coubertin was een intellectuele rebel die zich voor alles interesseerde. Zijn brein verwerkte duizend ideeën per minuut. Hij had het soms fout, maar vaak ook juist. De positieve invloeden van zijn bijdragen voor de sport, de vrede, de broederlijkheid en het modernisme staan boven elke twijfel. Deze kleine man – nauwelijks 1m60 – blijft groot door zijn visie op de wereld. En door zijn erfenis die eeuwig is dankzij de vijf olympische ringen.

Ten dienste van de Sport

Na Athene waren Parijs (1900), Saint-Louis (1904), Londen (1908) en Stockholm (1912) aan de beurt. De reeks werd enkel onderbroken door de beide Wereldoorlogen en natuurlijk door de pandemie in 2020.

In 1925 stopte baron Pierre de Coubertin als voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité. Hij keek voldaan terug op zijn werk. Hij overleed op 2 september 1937 op 74-jarige leeftijd. Door de groeiende medaillehonger en de professionalisering van de sportwereld heeft zijn beroemde uitspraak uit 1912 – ‘Deelnemen is belangrijker dan winnen’ – aan kracht ingeboet. Maar de olympische geest die er van uitging, doorkruiste de eeuwen.

Met zijn aura, zijn kennis en zijn relaties had de Coubertin minister kunnen zijn of misschien wel president van Frankrijk. Hij had ook carrière kunnen maken in de gerechtelijke wereld of bij het leger. Maar hij koos voor de sport en dat in de breedste context van het woord. Hij was een man van zijn tijd – een soort tienkamper van de cultuur – die excelleerde in heel wat domeinen: kunst, literatuur, politiek, pedagogie, onderwijs. Hij pende duizenden bladzijden vol, waarbij 34 boeken. Zijn veelzijdigheid blijkt ook uit het feit dat hij ooit rugbyscheidsrechter was en hij de Éclaireurs Français (scoutsvereniging) oprichtte. Maar zijn grootste erfgoed is dat hij de olympische beweging nieuw leven heeft ingeblazen. Hem danken we de grootste viering van de mensheid. Afspraak in Tokio. Alleen al daarvoor verdient hij de mooiste van alle medailles.

Members Only partner and editor

Comments are closed.